Cali, Colombia, 6 januari 2012
El hueco, spreek uit als ’el wekko’, oftewel ’het gat’. El hueco is de naam voor een verzameling van straatjes in het hart van het oude Medellin. Nauwe, smalle straatjes worden onderbroken door straten waar het verkeer altijd vast lijkt te staan. Uitlaatdampen blijven hangen in de hitte. De meeste panden hebben twee of drie verdiepingen, sommigen komen tot vijf. Ook hebben sommige panden een doorgang onderdoor waar opnieuw winkeltjes zijn gevestigd. Voor de ingang van de meeste panden staat een stalletje. Verkopers bieden luidkeels hun waar aan. In de panden gebeurt dat via de boxen die aangesloten zijn op een microfoon waarmee een verkoper vanaf buiten de klanten naar binnen probeert te trekken met ’promociones’, aanbiedingen. Alles is hier te koop. Kleding, mobieltjes, groente, fruit, eten, ijzerwaren, leer, computeronderdelen, petten, hoeden, instrumenten etc. El hueco heeft een reputatie, de naam ’het gat’ duidt op de mogelijkheid om goederen in een gat te kunnen laten verdwijnen. Toch is het ook weer geen zwarte markt. Hier is het altijd druk. Met je rugzak op je buik, wurm je door de smekende ogen van verkopers in de richting waarop je wilt gaan.
Ik ben op zoek naar iemand die een leren bescherming voor m’n laptop wil maken. De meeste koopwaren zijn bij elkaar geclusterd. Een winkel die leer verkoopt is daarmee snel gevonden. Voor weinig koop ik een prachtige lap leer. ’Weet u ook iemand die hiervan een tas kan maken?’ vraag ik terwijl ik het antwoord al weet, nee verkopen zit hier niet in de genen. ’De hoek om, een kwart blok verder, rechts, zit iemand die je kan helpen’. De bewuste man of vrouw is even afwezig, maar ’Carlos kan je verder helpen’. ’Zie je de ingang naast de winkel hier schuin tegenover?’ ’op de tweede verdieping vind je Carlos, hij maakt prachtige tassen’. Ik passeer een jongen met basebalpet en gouden ketting die als het ware de ingang bewaakt. Hij knikt als ik Carlos zeg en omhoog wijs. De trap is smal en donker, verf is voor zover aangebracht al afgebladderd. Op de tweede verdieping is het ijzeren tralie hek gesloten. Als ik op de bel druk komt een man tevoorschijn. ’Bent u Carlos?’ De man knikt begrijpelijk als ik uitleg hoe ik hier terecht ben gekomen. ’Nee, ik heb geen tijd, en ik maak niet wat jij zoekt, maar ik kan je verder helpen.’ Via David, opnieuw wat trappen op en af, krijg ik de tip, ’Op de hoek bij leerwinkel Siete Cueros vraag je naar El Peruano’. Hmm, dat is dus dezelfde winkel als waar de lap leer vandaan komt. Heb ik nu het ultieme wachtwoord te pakken? Op naar ’siete cueros’. ’El Peruano?’ vraagt de verkoopster, ’ja, El Peruano’, bevestig ik. ’Op de derde verdieping heeft hij zijn zaak’. Via een trap die zo smal is dat ik net aan hierin pas, kom ik opnieuw tot stilstand voor een ijzeren hek. ’El Peruano’ doet voor me open. Een kleine, diep bruin gekleurde vijftiger neemt me zijn werkplaats in. Hij heeft het druk, maar een gringo heeft hij denk ik ook niet iedere dag in zijn werkplaats en dus luistert hij geduldig naar wat ik wil. Hij tekent wat, we komen een prijs overeen, en overmorgen kan ik het ophalen. Via via ben ik tot in het diepst van El Hueco door gedrongen. Ik heb al menig keer door de straatjes hier gelopen maar ik heb nooit vermoed dat achter de winkeltjes en stalletjes nog een wereld schuil gaat. In deze achterwereld zijn de naaiateliers, de ijzer- en leerbewerkers die veel maken (en namaken) van wat in de zichtbare koopwereld opgesteld staat. Achter deze wereld gaat opnieuw een nog een andere wereld schuil van zij die de materialen aanvoeren. Een wereld op zichzelf. Alles is te koop, maar zonder geduld en tijd krijg je hier niet wat je wilt.