Gouda, 27 augustus 2010
‘Dit is Colombia!’
zegt de agente met nadruk nadat ze me naar buiten heeft geblaft.
Ik heb het eerder mee gemaakt in Buenos Aires de controle van de motor voor vertrek. Daar was het de douane die de laatste check doet voor de motor het land verlaat. Ze vragen wat over de spullen in de motortassen, vragen om wat plastic zakjes te openen, graaien wat in de grote tas, lopen nog een rondje om de motor. De hele operatie duurt een kleine tien minuten. In Colombia gaat dat anders. ’s-Werelds grootste drugs export land (wereldmarktaandeel cocaïne 80%) controleert alles dubbel. Geen enkele instantie die elkaar hier vertrouwt. In de middag heeft de douane de motor al gezien.
‘No problemo’,
en ik krijg mijn exportpapieren.
‘Het gaat lekker’,
denk ik.
Vandaag is het donderdag 19 augustus. Morgen loopt mijn visum af en daarmee ook de daaraan gekoppelde importvergunning voor de motor. Sinds 11 augustus moet opeens alles in een sneltreinvaart. Ik had 12 september als laatste dag in Colombia verwacht. Dankzij de medewerking van de Veiligheidsdienst, niet dus, heb ik maar tot 20 augustus gekregen. Geen probleem, maar voor de motor ligt dat anders. Betsy het land uit, over de grens klinkt simpel maar is het niet. De motor gaat met me mee. Dat is wat ik wil. Niks verkopen of achter laten. Al twee jaar onafscheidelijk en dat blijft zo. Zo wil ik het. Voor 11 augustus was ik al bezig met Colombiaanse exporteurs. Ze houden me netjes aan het lijntje maar echte antwoorden of offertes krijg ik niet. Vanaf 11 augustus gaat het in sneltreinvaart. De opties die reeel lijken zijn om de motor te vliegen naar Amsterdam, Panama Stad of Miami. Per boot valt snel af. Hooguit kan ik nog de grens over rijden. De druk is hoog. Als het me niet lukt om de motor uiterlijk 20 augustus de grens over te krijgen, vervalt het eigendom van de motor aan de staat van Colombia. Zo zit de wet, het recht hier in elkaar. De douane confisceert de motor op het moment dat die de grens over wil gaan. Geen aantrekkelijk vooruitzicht.
Op dinsdag 18 augustus krijg ik eindelijk de laatste verblijfsvergunning voor Betsy. In dit land zijn deze papieren onontbeerlijk. Op woensdag reis ik af van Medellin naar Bogota. Vanaf Medellin is het onmogelijk om de motor per transportvliegtuig de grens over te krijgen. In 1 dag naar Bogota. Om negen uur in de avond vind ik een goedkoop hostal in de wijk ‘La Candelaria’, de oude binnenstad. Ik kijk nog even in de mail. Niets nieuws. Behalve een offerte van een Colombiaanse exporteur heb nog steeds niets concreets in handen. Mike uit Cali zoekt naar mogelijkheden voor transport naar Panama en Miami, Sander in Bogota wacht op toestemming van de douane om de motor samen met een Willy’s jeep in een verzegelde container te krijgen en te verschepen in het najaar. Zelf heb ik nog geen vliegticket. Eerst Betsy en dan ik. Als ik weet waar de motor naar toe gaat, vlieg ik daar achter aan.
Op donderdagochtend ben ik al vroeg wakker. Zodra de exportagent open gaat wil ik op de stoep staan. De dag begint al goed. In de paar uurtjes dat ik van het bed gebruik heb gemaakt hebben de vlooien me goed gevonden. Ik zit onder de bulten. De koude waterstraal van de douche schudt ze van me af.
Het verkeer in de stad staat vast. Met de motor wurm ik me daar doorheen. Veel wegopbrekingen maken dat ik met een enorme omweg bij de transporteur kom. Zelf voor de balie daar staan doet goed. Diana heeft de nachtbus genomen en arriveert voor mij. De exporteur verzekert me dat de motor een plaatsje heeft in een MartinAir Cargo vliegtuig dat vrijdag vertrekt. Contant betalen svp. Het is donderdagmorgen negen uur. Haalbare kaart dus. Zo lijkt het. De exporteur heeft geen kaas gegeten van motortransport. Dat blijkt. Met de motor en vertegenwoordiger van de exporteur sta ik bij de MartinAir Cargo hangar. Geen pallets of verpakkingsmateriaal. Uiteraard weigert MartinAir de motor. Zij vliegen en nemen alleen verpakte spullen mee. De exporteur gaat bellen en na bijna drie uur arriveren twee aan elkaar getimmerde houten pallets. Verder niets. Met mijn eigen spanbanden leg ik de motor daarop vast. Van vrachtwagenchauffeurs koopp ik wat plastic en een rol folie. De Cargo mensen hebben niet eerder een motor laten vliegen. Vanuit het boekje krijg ik allerlei opdrachten.
‘Benzine er uit, zonder olie’ en meer van dat soort fratsen. Van de eerdere vluchten (Frankfurt → Anchorage en Buenos Aires → Bogota) weet ik wat ik moet doen. Ik lieg rustig dat alle vloeistoffen zijn verwijderd. Het vliegtuig was op de eerdere vluchten niet ontploft, dus een beetje benzine en normaal olie in het blok zal dat ook nu niet doen ontploffen lijkt me. Bandenspanning omlaag, accu demonteren en isoleren. Ze geloven me als ik zeg dat de motor klaar is. Tijd voor de laatste controle. In Colombia doe de anti-narcotica brigade de allerlaatste controle. De vrouwelijke exporteur regelt dat. Het is dan al ver in de middag. Na een uur komt ze terug. Zonder politie.
‘De agent wil niet komen’, zegt ze.
Zonder die stempels van de laatste controle neemt MartinAir de motor niet mee. Het vrachtvliegtuig vertrekt twee uur in de nacht van donderdag op vrijdag. Voor negen uur moet de motor gereed zijn om nog mee te kunnen. Ik ga zelf met de exporteur terug naar het politiebureau. Meestal maakt het indruk als een ‘gringo’ zelf eerbiedig wat komt vragen. Het is vijf voor zes. Niemand achter het raampje. Tot zes uur zijn ze open. We lopen door naar binnen. Fout. De agente blaft me naar buiten. Ze zal een jaar of vijfentwintig zijn. Geniet van het blaffen. Voor het raampje met spreekgaatjes doe ik mijn verhaal. Maakt geen indruk. Het antwoord is en blijft nee. De controle kan niet meer. Het wemelt van de agenten achter haar, maar het antwoord is en blijft nee. Ik leg haar uit dat de motor een plaatsje heeft in het vliegtuig die nacht. Maakt geen indruk.
‘Morgen’ herhaalt ze tot vervelens toe. Ik vertel haar over de controles van Frankfurt en Buenos Aires. Maakt geen indruk. Ik voel me wanhopig. Zonder controle, zonder de laatste stempel gaat de motor niet weg. Sander heeft me gebeld. Onmogelijk om de motor de belastingvrije zone in te krijgen en na de vergunningsdatum de motor nog in een verzegelde container te verschepen. Mijn opties zijn op. Onmogelijk om op vrijdag in 1 dag vanaf Bogota een grens rijdend over te gaan. Ik probeer dit zo rustig mogelijk uit te leggen aan de agente.
‘Dit is niet mijn probleem’ zegt ze en opnieuw, ‘morgen’.
Niet kunnen is overduidelijk een kwestie van niet willen. Ik vraag nogmaals om haar hulp. Vertel over de eerdere vluchten.
‘Dit is Colombia’ zegt ze.
Ik word kwaad, heel kwaad.
‘Weet je’, bijt ik haar toe, ‘Colombia zal ook nooit veranderen met een mentaliteit zoals die van jou’.
Ze klapt het raampje dicht. Vloekend en tierend kom ik terug bij de hangar. De exporteur haalt haar schouders op. Minstens zo incompetent als de politie, denk ik bij mezelf. Helaas heb ik al betaald.
De MartinAir mensen begrijpen het wel de houding van de politie maar ook weer niet. De avondploeg die dan al begonnen is komt echter wel met een mogelijke oplossing. ‘Vrijdagmiddag vliegt nog een toestel’. ‘Die zit vol’. ‘Maar, we hebben altijd speling, iets reserveruimte’. ‘Wat ons betreft zetten we je motor daarin’. Het vliegtuig gaat dan via Puerto Rico naar Amsterdam. ‘Vetrekt twee uur in de middag, laatste cargo moet om negen uur ‘s-ochtends klaar staan’. Met dat beetje hoop zoek ik samen met Diana een ander hotel, goedkoop en dichtbij.
Vrijdagmorgen 20 augustus. Het is nu of nooit. Als Betsy vandaag niet de grens overgaat ben ik haar kwijt. Voorgoed. Zo simpel is het. Een half uur voor openingstijd van het politiebureau ben ik aanwezig. De vrouwelijke vertegenwoordiger van de exporteur niet. Opnieuw te laat. De trut. Kale kak.
De jonge politie agent antwoord vrolijk, ‘natuurlijk’. Hij komt direct. Alle spullen gaan van de motor af en zorgvuldig controleert hij alles. Hij vraagt van alles. Betsy gooit al haar charme in de strijd. Hij vindt het allemaal prachtig en blijft vrolijk. Tot op het laatste boutje en moertje gaan door zijn handen. Hij wacht vervolgens tot ik alles inpak en de motor met plastic en folie inpak. Dan krijg ik het laatste document met stempel. Het is dan al voorbij tien uur. Bijna half elf.
Ik haal opgelucht adem. Voor even. De exporteur tekent normaal de diverse verklaringen af zoals vervoer gevaarlijke stoffen. Doet dat nu niet. Blijft bij stuk. Waarom is volstrekt onduidelijk. Waarschijnlijk uit onwetendheid en vooral geen verantwoordelijkheid durven nemen. MartinAir is kwaad. Zij bieden een oplossing en nu dus ligt de exporteur dwars. Het grote boek met de IATA richtlijnen komt tevoorschijn. De exporteur weigert. Blijft halsstarrig weigeren. Ik opnieuw kwaad. We bitsen heen en weer. MartinAir heeft gelijk maar krijgt dat niet van de kale kak. Uiteindelijk teken ik de papieren af. Volstrekt tegen de regels! Fernando van MartinAir gaat akkoord. We schudden elkaar de hand en samen lopen we naar de motor. De vorkheftruck staat klaar en opnieuw tegen de regels lopen we samen door de voor buitenstaanders niet toegangkelijke zone naast de motor de volle hal door. Alle blikken gericht op ons. Niemand die iets zegt. De gelopen lijdensweg is voor iedereen duidelijk. Het is elf uur. De motor staat vastgesnoerd op pallet en verpakt in plastic. Fernando verzekert me dat de motor in het vrachtvliegtuig mee gaat. Ik geloof hem. Dankzij de positieve opstelling, medewerking en begrip van MartinAir Cargo vliegt de motor die dag de grens over, terug naar huis en Colombia uit! De laatste dag, de laatste mogelijkheid!