San Pedro de Atacama, Chili, 8 december 2009
Komend vanuit de bergen lijkt Uyuni in de verte een soort caravanpark. Verlaten in de woestijn, niets in de omgeving, in leven gehouden door wat toerisme voor de zoutvlaktes en de lagunas in het zuiden van Bolivia. Echte wegen zijn er niet, alleen zand-, gravel- en keienwegen. Toch is er een soort van weg uit Uyuni richting de zoutvlakte. We rijden verkeerd en gaan dwars door de woestijn op zoek naar de ´weg´. Na wat kilometers gaat Marieke onderuit in het losse zand en het bagagerek is dusdanig beschadigd dat we terug gaan. Nog een dag in Uyuni komt me goed uit, de hygiene is nou niet helemaal geweldig te noemen in Bolivia buiten de grote steden en ik heb weer eens een forse diarree te pakken. Woensdag opnieuw op pad en met een klein uur zijn we op de zoutvlakte, ´la salar de Uyuni´. Het rijden op het zout is bijna als op asfalt. Het zout is in vijf – en zeshoekige stukken verdeelt met daartussen wat stof. Met de motor merk je vrijwel niets van de cementstrookjes, integendeel het geeft een prettige cadans. Het is alsof je op een gigantisch ijsmeer rijdt, alsof je op kunstschaatsen zwiert in de oneindigheid, je wilt ook niet dat het eindigt. Met de motor iedere kant op die je maar wilt, de banden hebben goed grip op het zout. Na verloop van tijd slaat alles wit uit. De witte vlakte, de zon, zonder zonnebril, kaart & kompas of GPS kom je niet uit bij de wegen door de bergen. Zonder die wegen kom je er niet uit, de rest is namelijk rots en keien. Na een uur of wat zijn we door de zoutvlakte heen. We overnachten in een zouthotel, op een oude stenen fundering is het opgetrokken uit een soort groot uitgevallen bakstenen van zout. Daarna is het gedaan met de pret. De route naar de grens met Chili heeft geen voorzieningen. De geplande route van een paar honderd kilometer gaat echter wel door een drietal dorpjes. Waar mensen wonen moet ook water en benzine zijn, een geruststelling.
Via de GPS van Auke gaan we op pad. Chauffeurs van de Toyota Landcruisers geven tips over welke route wel berijdbaar is en welke eigenlijk niet. Jammer dat ieder daar een verschillende mening op na houdt. De route is zwaar. Ik kom al niet meer in de derde versnelling en op de stukken wasbord lijtk ehtw el of de hele motor uit elkaar trilt. Het benzineverbruik stijgt naar 1 liter op 10 kilometer. Slecht nieuws, ik had rekening gehouden met 1 op 12. Dat betekent dat we waarschijnlijk te weinig benzine voor El Libertador bij ons hebben. In het eerste dorpje van de drie die we passeren gaan we op zoek naar benzine. Die vinden we en nog voor een schappelijke prijs ook. Het continue schakelen, het gewicht van de motor plus bagage en mezelf, het geheel langs de keien sturend, het vreet energie. Als we voor een rivier, zonder brug, aankomen vinden we een groenstrookje in een canyon. Een prima plek om de tent op te zetten. Door de hoogte is het na het ondergaan van de zon al snel bitterkoud.
De volgende ochtend kijkt een troep lama´s verrast op als we uit ons tentje kruipen, flamengo´s gaan gewoon door wat ze al aan het doen waren. Na twee rivieroversteken ben ik iets te overmoedig bij nummer drie. In plaats van te stoppen en een spoor te kiezen, volg ik direct een keienspoor. De eerste meters gaan goed. Dan stuit ik op een te hoge kei. De motor slaat direct af. Ik probeer de motor te starten maar krijg geen beweging in de kickstarter. De uitlaat staat onder water, motorblok is nog net aan droog. Ik duw de motor de kant op. Nog steeds geen beweging in de kickstarter. Een enorme deuk in het het deksel van de primaire aandrijving. Met veel getob krijgen we dat er af. De primaire belt is half van de polie afgelopen. Eenmaal gedemonteerd blijkt de belt fors beschadigd. Mijn reserve belt gaat er op en na een paar uur sleutelen kunnen we weer verder. In de middag valt Dylan met zijn motor. Zijn schakelpedaal is half afgebroken en met wat improvisatie kunnen we verder.
We zijn dan bij dorpje nummer twee, het is half vier. Overnachten we in het dorpje of gaan we nog verder? Democratisch besluit, we gaan verder. Het is bijna vijf uur als aan het begin van een kilometers lange klimme, mijn motor niet verder omhoog wil. Ik kan niet genoeg vaart maken na een scherpe bocht en over de keien om de klim te maken. Ik ben als laatste van de vier motoren. Marieke ziet mijn getob van bovenaf aan en komt terug. Ook met hier en daar een duwtje lukt het niet. Zij haalt Auke en Dylan terug voor hulp. Half zes. Met Auke & Dylan kom ik tot dezelfde conclusie. De berg is te hoog. Wat nu? Wikken en wegen, het brengt me niet omhoog. Ik zal terug moeten, terug naar Uyuni om vandaar uit verder terug Bolivia in om een route naar Chili te nemen. Dat betekent tenminste twee dagen off road naar Uyuni, alleen. De jongens helpen met met mijn tentje en dan is het tijd voor afscheid. Kort. Het is koud en de forse wind snijdt door merg en been. Alleen, m’n motor & tentje, een beekje met water, naast de ‘weg’. Tja, daar sta je dan. De motor zet ik in de rijrichting voor de volgende morgen en pak zoveel mogelijk op om snel (relatief) weg te kunnen. Een Toyota Landcruiser, de erste auto sinds uren, komt de berg afzakken en stopt. Ik herken het meisje dat uitstapt. De vorige dag zijn zij gestopt voor een praatje nadat wij en zij het spoor overgestoken waren. Zij vraagt naar mijn plan. ‘ Terug naar Uyuni’. Zij wil dat ik mee ga naar Villa Mar, het dorpje van zo’n twee uur terug. Het is zes uur geweest. De zon is al onder. De chauffeur denkt dat we wel in een uurtje daar kunnen zijn. Ik weet, ‘onmogelijk’. De weg bestaat uit grote losse keien waar ik zorgvuldig over en omheen moet, de volledige route in eerste versnelling. Het lijkt me een drama om dat in het donker te moeten doen. Het meisje neemt echter geen genoegen met mijn afwijzing. ´Het is nog veertig kilometer naar de grens, terug is dan toch opgeven vlak voor de eindstreep’. Ik ben het met haar eens, maar de berg is en blijft te steil en te hoog. ‘Deze route is als het ware een snelweg voor smokkelaars, levensgevaarlijk alleen’ probeert ze. ´Kunnen we je onhoog slepen?’ De chauffeur heeft geen sleepkabel in zijn auto en is niet echt enthousiast. ‘OK, laten we het proberen´. Ik maak twee spankabels die ik voor mijn bagage gebruik aan elkaar en bindt die aan een balk van de Toyota en om het balhoofd van de motor. De tent laat ik staan, mijn tas gaat achterin de Toyota. Met de chauffeur spreek ik wat signalen af. Bijna donker. De Toyota heeft een automatische versnellingsbak en de chauffeur houdt woord door langzaam aan en rustig te rijden. Verdraaid het gaat. Doorgaan dus. Auke, Marieke, Dylan en Fiona hebben een paar kilometer verderop hun kampement opgeslagen. Mijn engel heeft hen gezien dus weet hoever we moeten gaan. Het is donker en ik hang met met de motor op minder als twee meter achter een Toyota four wheel drive. Door mee te steppen hou ik de motor in balans. Tot twee keer toe ga ik bijna onderuit. Mijn energie is op, toch lukt het op het nippertje om de motor rechtop te houden. Nat van het zweet ondanks de kou. Zo hobbel ik al mee steppend ruim een uur achter de auto, over keien, soms met forse tikken tegen de onderkant er over heen. Na ruim een uur in het donker arriveren we bij de anderen. Ik ben gesloopt, maar ik ben wel boven op 4500 meter door de vasthoudendheid van mijn Boliviaanse engel.