Verandering van plan (2)
mei 18th, 2015’Ga naar het loket „Informatie en procedures”’ zegt de beambte kortaf. Ik kijk vol onbegrip. Andere mensen heb ik toch naar dit loket zien gaan om het matricula (eigendomsbewijs van auto of motor) af te halen. Waarom ik niet? Ik schuif door naar loket 7.
’Kenteken?’ vraagt deze beambte.
’CCL 57’ zeg ik door een rond gat van zo’n 10 cm doorsnede in de centimeters dikke ruit tussen hem en mij.
Hij haalt een mapje uit een stapel, haalt een gestempeld en ondertekend vel A4-papier daaruit en schuift dat mij toe onder het glas door.
’Niet klaar?’ vraag ik?
’Dertig dagen’ zegt hij.
Ik ontplof, loop rood aan en in rap tempo vertel ik hem ’afgelopen dinsdag zou het matricula klaar zijn, ik kom van Medellín naar Bogotá daarvoor, mijn telefoonnummer staat onder het formulier jullie hadden kunnen bellen, alles is betaald en nu ben ik hier en zeggen jullie over dertig dagen’.
De man onderbreekt me,
’dertig dagen’,
herhaalt hij en kijkt naar de volgende in de rij, iemand achter mij, die uiteraard direct begint te praten met de beambte.
‘Hufter’ denk ik, en ’waar is de chef?’ vraag ik.
Tussen de bedrijven door wijst de beambte, bruusk en veilig vanachter het glas, naar een kantoorruimte met ’administrador’ op een bordje boven de deur. Ik loop daar naar toe, gooi ondertussen uit frustratie m’n John Deere-pet, de XT rijdt als een tractor en daar hoort een groen-witte John Deere baseballpet bij, op de grond. De hele zaal, een man en vrouw aantal van zeg vijftig kijkt toe. Ik raap de pet weer op en meldt me bij de suppoost die voor de kantoorruimte van de administrador staat (beveiliging?) en vraag om die te spreken.
’Zij is in vergadering’.
Inwendig briesend druip ik naar beneden, tot twee keer toe gooi ik mijn pet weer op de grond voor ik bij Castro ben. Zij neemt het wachten van me over in de volle betonruimte boven.
De XT dateert uit 1977. Dat is het tweede bouwjaar en nog voor deze in Europa werden geïmporteerd. De motor heb ik gekocht ‘via-via’ in Bogotá. In Colombia zijn de data en systemen niet geïntegreerd over de verschillende departementen, provincies. Dat wist ik. De laatste eigenaarregistratie is in Chia, departement Cundinamarca. Volgens de Transito, departement en politie van verkeer, in Medellín is de procedure om de matricula op mijn naam te krijgen makkelijk.
Op dinsdag vertrek ik, Medellín – Bogota 400 km, over bergen en door de jungle, twee dagen. De XT gedraagt zich prima op deze grote trip. De tweede dag ren ik samen met Castro een uur voor sluitingstijd de Transito van Chia binnen. De map met papieren onder de arm.
’De data van deze motor zijn oud en bevinden zich in het archief dat is verhuist naar de Transito van Cota’ zegt de dame achter het loket.
En weg zijn we. In Cota, elf kilometer verderop, vragen we tot twee keer toe de weg. Tot twee keer toe worden we een kant op gestuurd en is daar niks te vinden. Nummer drie, een buschauffeur, vertelt ons dat in Cota geen Transito is, maar dat Noord-Bogotá dat waarneemt.
Transito Bogotá vinden we na wat omwegen op een industrieterrein in Noord-Bogotá. Een grijsbetonnen ruimte op de eerste verdieping. Met z’n tweeën mogen we niet naar binnen. ’Wat een onzin’ denk ik en we spelen de bal ik-weinig-Spaans en Castro-volop. Dat helpt niet. We besluiten dat Castro gaat informeren en dat we dan omwisselen. Ik moet tekenen en vingerafdrukken laten nemen, kortom ik moet zelf verschijnen. Een kwartier duurt het voor Castro beneden verschijnt. Onder het kantoor is een doorloop met aan weerszijden kleine kantoortjes en een winkeltje met koffie, fris en verschillende typische etenswaren, empanada’s, pasteles en arepa’s.
Ze kijkt niet blij.
’Het verkoopcontract is niet bruikbaar’ zegt ze, ‘niet geldig volgens de beambte’.
’Niet bruikbaar? Hoezo niet? Alles is via notarissen verlopen, handtekeningen gelegaliseerd, we hebben alle papieren, hoezo niet?’ roep ik uit.
’Twee problemen, klein en groot’.
’Wat is groot’ en ik denk nog naïef ’hoe groot kan het zijn?’.
‘De verkoper heeft zijn eigendomsprocedure nooit afgemaakt’ zegt ze.
‘Wat betekent dat?’ vraag ik.
‘Dat betekent dat we de oorspronkelijke eigenaar moeten zien te vinden en met hem de eigendomsoverdracht proberen af te ronden’.
‘En klein?’
‘De belasting van 2006 en 2007 is nooit betaald, zonder dat te betalen inclusief boete èn rente is geen eigendomsoverdracht mogelijk.’
Ons gezamenlijk humeur is ver beneden nul als we wegrijden van het industrieterrein. In La Mosquera, een dorp buiten Bogotá, vinden we een overnachtingsadres. Met de oorspronkelijke eigenaar hebben we telefonisch contact gehad bij de koop in oktober 2013. In het geheugen van de oude Colombia-telefoon van Castro vinden we zijn nummer. En hij neemt nog op ook. Nog beter, hij wil meewerken aan de procedure. En dat terwijl hij niet de verkoper meer is, hij had al verkocht. Zolang de motor op zijn naam blijft, kan hij getraceerd worden bij een vergrijp gepleegd met de motor. Lastig is dat hij in Duitama woont, vijf uur rijden met een bus vanaf Bogotá. In de nacht besluiten we dat Castro met de vroege bus naar Duitama gaat en met hem een nieuwe verkoop- en overdracht doorloopt bij een ‘notaria’. Met een beetje mazzel kan ze dezelfde dag terug keren. Ik handel dan de belasting af. daarvoor kan ik niet bij de Transito terecht, maar moet ik bij het provinciehuis zijn, ergens midden in Bogatá, 8 miljoen inwoners.
Een volle dag en een bom duiten verder, en we hebben de overdrachtspaieren en betalingsbevestiging van de belastingen op zak. Het is donderdag. Op vrijdagochtend staan we weer in de rij bij de Transito. Nu mogen we wel samen naar binnen. Mijn Nederlandse paspoort geeft nog wat gedoe, maar uiteindelijk bevestigt de ambtenaar dat alles in orde lijkt.
‘Dinsdag klaar’ zegt de man,
Ik sputter nog wat over ver weg wonen en dus weer terug moeten, het maakt niet uit.
‘Dinsdag klaar’.
In de middag rijden we terug dwars door de jungle, ver boven de dertig graden, naar Medellín. La Negra houdt zich ondanks de luchtgekoelde motor prima in de hitte. Een beetje olieverbruik drukt deze pret niet.
In plaats van dinsdag melden we ons vrijdag bij het loket van de Transito. Mijn ‘ontploffing’ heeft als gevolg dat ik zelf niet meer terug wil. Één van de mannetjes die buiten de Transito hun diensten in relatie tot de procedures voor geld aanbieden, neem ik in de arm. Ik machtig hem om het matricula in ontvangst te nemen. Hij kan dan tussentijds de stand van zaken opvragen. Voorlopig kan ik zonder dit matricula de grens van Colombia niet over. Dat is een forse tegenvaller. Het oorspronkelijke reisplan met de motor moet ik dus aanpassen.
Iedereen tegen wie ik dit verhaal vertel, zegt hetzelfde,
‘het komt goed’.
Toch heb ik een ongerust gevoel hierover. De reden van vertraging betreft het matchen van softwaresystemen waarin de oude eigenaren zijn geregistreerd. Geen reden voor ongerustheid, toch?
Of toch wel? Het matricula bevat de datum en plaats van eerste registratie. De XT is van bouwjaar 1977. De eerste registratie is van februari 1978 en wel in Medellín.
‘Medellín?’
In 1978 is Pablo Escobar al drugsbaron numero uno van Medellín, Colombia en de rest van de wereld. Van hem is bekend dat hij en zijn moorddadige handlangers fervent liefhebbers zijn van de XT. De XT’s voor die tijd snelle en wendbare all-terrain motoren werden ingezet bij bom- en moordaanslagen en ontvoeringen. Het zal toch niet zo zijn dat sinds zijn dood in opdracht van de staat, en daarna zijn bezittingen verbeurd zijn verklaard, dat een beambte op dit moment uitvindt dat mijn XT daartoe behoort tijdens het ‘matchen’ van de eigenaren uit de verschillende oude systemen? In een boze droom zie ik hem mij vertellen ‘in beslag nemen’. Dat zal toch niet waar zijn?
Wordt vervolgd.
Verandering van plan (1)
april 26th, 2015Aanvang week vier: La Negra, roepnaam voor m’n XT500, bouwjaar 1977, geheel in zwarte verf gedoopt, heeft nog steeds moeilijkheden. Op terugweg uit Medellín, zaterdagavond bijna twaalf uur, laat om nog te reizen, geen probleem denk ik ‘de weg is verlicht en ken ik op m’n duimpje’, komt tot twee keer toe de motor stil te staan in het midden van nergens. Geen pretje. Gedruppel van boven is overgegaan in regen. Na enkele minuten start de motor direct, en enkele kilometers verder sta ik opnieuw stil. Tegen de berg op.
Wat een desillusie. La Negra was een frame op wielen en een los gedemonteerd motorblok toen ik haar kocht. Het idee leek me goed, een voor mij bekend motortype kopen, laten opknappen om dan als ’nieuw’ de jungle, het Colombiaanse achterland en verder mee in te kunnen reizen. En nu, na talloze problemen (later meer daarover) en twee-en-een-halve week sleutelen, verkopen? ‘La Negra es la mas grande puta en el mundo de las motos’, behalve het chassis en het motorblok is niets origineel Yamaha of XT500, onderdelen van Kawasaki, Suzuki, AKT, Kymco en andere types Yamaha. De motor is daarmee allesbehalve origineel en meer een concept zoals ik voor me zag om mee op pad te kunnen gaan. Verkopen van iets dergelijks is lastig, wie wil zoiets? En dat betekent een heel fors verlies nemen. Daar hou ik niet van, dat wil ik niet. Ik ben met de motor een weg ingeslagen en kan daar moeilijk van afwijken. Alleen dat al voelt echt slecht.
In de loop van de week lossen de zaterdagnacht problemen zich op: slechte, vervuilde benzine, een benzinetank met vuil en een goedkoop, te klein, papieren benzinefilter en dàt, met een (te) grote carburateur voor de motor in een rit tegen de berg op van ruim dertig kilometer, kortom een grote carburateur die slurpt door een te klein filter dat verstopt raakt door vuil uit benzine en tank. Dat van de tank wist ik, de benzinekwaliteit was ik vergeten en benzinefilters zijn voor grote motoren (alles boven 250cc) slecht te krijgen. Ik ga op zoek en vind er twee. Van Barbas neem ik een tweedehandse af en een andere monteur verkoopt een zelfde Amerikaans filter, beide met een grotere doorlaat, niet van papier maar een dun aluminium. La Negra regeert enthousiast. Het duurt weer een paar dagen maar dan lijkt het alsof ook de carburateur eindelijk haar rustpunt heeft gevonden. De grote Mikuni carburateur (38mm) is een monster om af te stellen, een overgevoelig kreng. De omstandigheden maken het niet makkelijk; een hoogte verschil tussen 3.000 en 1.000 meter, een temperatuur die varieert tussen 18 en 34 graden, ijle berglucht versus oververhitte, dikke vol van uitlaatgassen vergeven stadslucht en dat in combinatie met een matige, wisselende benzinekwaliteit.
Een week verder. Ik ben vier weken in Colombia en voor het eerst gaat de XT het achterland in. Via Medellín, Barbosa naar Cisneros, een pueblo (dorp) in een dal op drie uur rijden. Voor het eerst ook lijkt La Negra zich te schikken in haar lot als reismotor. Nu ik meer vertrouwen krijg in de motor valt er een Plan te maken.
Te weinig tijd en mogelijkheden om de motor hier vandaan op luchttransport te zetten, niet naar Buenos Aires of niet elders. Wat nu? Een rondje Amazone? Colombia tot in de uithoeken?
Mike uit Cali brengt me op een pad. Voor hem haal ik op 1 mei een motor op in Lima, Peru. Voor de verhuur moet die op 8 mei terug zijn in Cali, Colombia. Acht dagen voor drie landen, Peru, Ecuador en Colombia, inclusief dus de papieren rompslomp van de grensovergangen. Inclusief de woestijn van Peru en de hoogte van Ecuador. Ik heb niet veel tijd nodig om hierover na te denken. Ik ga er voor.
Daarna? Aan La Negra valt nog het nodige te doen. Mijn verwachting is positief en daarmee valt de keuze op een groot rondje Colombia. Nu eerst de eigendomsprocedure af zien te ronden.
Pura Vida, foto’s roadtrip Noord-, Midden- en Zuid-Amerika
september 13th, 2013Sinds vandaag staat ‘PuraVida, foto’s roadtrip Noord-, Midden- en Zuid-Amerika’ via fotoalbum.nl op het internet. Het fotoboek is is het visuele voorproefje van Pura Vida, het boek over de roadtrip.
Van het fotoboek is ook een portemonnaie vriendelijke versie (kleiner formaat en softcover) beschikbaar. Als je daar interesse in hebt, stuur me svp een reactie via deze website. Bij voldoende belangstelling kan ik dan een oplage laten drukken.
Ook als je op de mailinglijst wilt komen om een berichtje te ontvangen als het boek verschijnt, wil je dan via deze website een reactie sturen?
Alvast bedankt,
Jan Gerben
Kerst disco
december 24th, 2012Rionegro, Antioquia, Colombia, 24 december
Vanochtend heb ik ‘Vierhonderd brieven van mijn moeder’ van Joseph Oubelkas uitgelezen. Een waar gebeurd verhaal over vier jaar (1.637 dagen) opsluiting in Marokkaanse gevangenissen. Vanochtende vroeg in begonnen en in één ruk uitgelezen. Een verhaal over onrecht, corruptie en overleven in onmenselijke omstandigheden. Het zal geen toeval zijn dat vanochtend mijn oog op dat e-book boek viel. Het is een bijzonder verhaal dat buitengewoon past in deze Kersttijd. Een Nederlands verhaal dat het meer dan waard is om te lezen en door te vertellen. ‘Vierhonderd brieven van mijn moeder’ geeft namelijk een prachtig perspectief over onze Nederlandse samenleving in het licht van de universele basis elementen van een goed leven; gezondheid, liefde & vrijheid.
De Kerst in Colombia is een tradionele latino Kerst. In de twee weken voor de Kerstavond op 24 december, organiseren families ’sit-in’s’ voor de buurtkinderen en familie waarin iedere avond weer iemand het stokje doorgeeft om een deel van het Kerstverhaal te vertellen naast gebeden en liedjes. Voor de kids na afloop snoep, voor de familie en ouderen een borrel. Kerstavond zelf betekent eten en vooral ook drinken bij de opgetuigde Kerststal. Eten vooraf op de dag geprepareerd en in de avond direct vanaf het houtvuur waar buiten de vlam in gaat zodra de zon achter de bergen verdwijnt om zes uur ’s-avonds. Chorizo’s (worst), kip en rundvlees vanaf ‘el carbon’ zoals ze hier een houtskoolvuur noemen. Dat eten gaat niet zomaar. Om dat weg te spoelen bier, rum (soms) en vooral Aguardiente, dit is een bijproduct van rum en daarom goedkoop met iets minder alcohol als rum. We drinken dat als shooters, kleine borrelglaasjes in één keer weghakken. Aguardiente heeft een scherpe, vuige smaak. De eerste twee, drie trek ik goed, daarna ontbrandt letterlijk een vuur in mijn maag en vind ik een biertje toch aantrekkelijker. Althans dat is het plan. Drinken is een sociaal gebeuren en dat geldt helemaal met Kerst, fles en glas gaan eindeloos rond, een nieuwe fles (of karton) is altijd voorhanden en anders heeft een buurman nog wel wat. Sociaal betekent mee drinken en dus heb ik wat vaardigheid nodig om zo af en toe eens een rondje over te slaan. Salsa dansen is bijvoorbeeld zo’n escape.
Dansen, eten & drinken buiten. Stereo’s zijn naar buiten geschoven en bij alle finca’s brandt binnen bij de Kerststal en buiten de Kerstverlichting. Niks geen vredige kerstlampjes maar lichtversiering in alle kleuren. Lampjes die om het hardst knipperen in ‘at random’ patronen. Het lijkt wel een disco, een Kerst disco.
En morgen, eerste Kerstdag? Eerst de Mis in de kerk en dan vangt het gewone leven weer zachtjesaan aan. Een dag later en de Kerst is het feest dan hier voorbij. Ik wens iedere lezer een fijn Kerstfeest!!!
Honda CBX 250
december 14th, 2012Rionegro, Colombia
Het electronische display hoog boven de weg geeft 27 graden aan. De eerste regendruppels vallen. De big smile is niet van m’n gezicht te slaan, zelfs niet op de motor met de regen in rake druppels op mijn gezicht onder mijn geleende helm. Zevenentwintig graden en de regen voelt lekker warm. De Honda CBX is een kleintje, een motor van 250cc kom je in het Westen niet tegen. Hier in Colombia rijden ontelbaar veel motorfietsen rond en het overgrote deel daarvan is nog minder als 250cc. Neef José kende ik voor afgelopen zondag nog niet, maar bood me spontaan zijn motor aan. ’Ik gebruik de motor maar af en toe voor mijn werk en ik kan dus best een tijdje zonder’ zegt hij. Ik heb nog geen idee over wat voor een motor hij het dan heeft. Op maandag zoek ik hem op in La Ceja, een klein dorp ver in de bergen. Ver van Medellin wil zeggen anderhalf uur rijden, met bus twee uur inclusief overstap. Hij zet de kanarie gele motor buiten. ’Wow’ zeg ik ’een echte Honda CBX’, een één cilinder viertakt met zes versnellingen. De motor rijdt super soepel door de bergen. Boven de tachtig kilometer per uur kom ik niet maar dat is hier een ’natuurlijke’ maximum veilige snelheid buiten dorpen of stad. De weg is soms goed en soms slecht, alles wat beweegt begeeft zich op de weg, van paard en wagen tot zich traag omhoog slepende overladen vrachtwagens. Daartussen laveren is al spannend genoeg. Meer snelheid maakt vrijwel zeker brokken. Deze kleine motor is daarmee bij uitstek geschikt voor hier. Zelfs met twee beladen, trekt de motor ons met gemak de steile hellingen op.
Vanaf La Ceja slingert de weg door de groene jungle naar Rionegro. In de verte hoge bergen, niet wit met sneeuw maar altijd groen, we zijn dicht op de evenaar. Langs de weg her en der boerderijtjes. Typische finca’s, wit of geel geverfde muren, alleen een begane grond, vierkant en met rode pannen vanaf een net-niet-plat dak, schuin is een te groot woord daarvoor. Om de finca heen bananenbomen, fruitbomen en exotische bloemen. De aarde is roodbruin, de omgeving vooral groen en in de verte hangt voor de bergen een witte waas. Deze waas geeft de bergen een spookachtige gloed in de vroege ochtend en vooral vlak voor het invallen van het duister in de avond. De avond valt hier als een blok, als een gordijn dat met een ruk dicht getrokken wordt, de schemer is kort. Juist in die schemer als her en der lampjes aan gaan, het laatste licht de witte waas nog voor een moment doet oplichten, lijken de bergen in een laatste trilling van het licht te verdwijnen in de duisternis. Meer lichtjes doemen op en maken me nieuwsgierig naar de verte, naar de horizon die niet eindeloos is maar afgegrendeld door de bergen. Wat gebeurt daar? Wie leeft daar?
Vanaf Rionegro daalt de weg alleen nog maar, zo’n twee kilometer over een afstand van 35 kilometer. Dit is een heuse ’autopista’, twee keer tweebaans met af en toe een verkeersdrempel daar waar links en rechts eet- en drinkstalletjes zijn opgesteld, of waar de bussen stoppen. Bussen kunnen overal stoppen, maar de snelle, duurste kaartjes, busjes stoppen alleen op de plaatsen waar een natuurlijke (bocht) of aangelegde (zoals drempels), snelheidsvertrager aanwezig is. Ook op de autopista al het mogelijke aan snel- en langzaamverkeer. Halverwege, na een draai om de berg en het tolstation voor alles en iedereen behalve motorfietsen, doemt diep in het dal Medellin op. Een deel althans, de stad is zo groot dat de bebouwing door het dal heen slingert tot verder als mijn oog reikt. Een riviertje, Rio Medellin, stroomt als een tweedeling door het midden van de vallei. De stad in de diepte versterkt het gevoel dat je hoog uit de bergen komt. Hoe dichter op de stad hoe intenser het verkeer. Na een half uur passeer ik na veel geslinger de stadsgrens. Hier is geen plaatsnaambord voor nodig. Zonder aanwijsbare reden loopt plotsklaps het verkeer vast en ben ik omgeven door motorfietsen, auto’s, trucks, busjes, duwkarretjes en heel veel gele taxi’s. De autopista houdt niet op maar is nu één van de hoofdaders voor het verkeer door de stad heen. Drie of vier baans waar het verkeer vijf- of zesdik zich doorheen propt, soms stapvoets en soms zo maar weer bijna 80 km/uur. Hier begint het te regenen. De Honda heeft minimaal profiel op de banden, snelheid minderen is niet handig om je niet links en rechts in te laten halen of af te laten snijden. Opperste concentratie is sowieso keihard nodig. Het verkeer omgeeft je als een te strakke handschoen als weer eens een taxi of busje zich nestelt in de minimale ruimte tussen mij en hem. De staat van de weg is in de stad nog onvoorspelbaarder als daarbuiten. De regen maakt van de gaten in de weg killers omdat de diepte zich niet maar laat inschatten, dat betekent gaten zien te mijden en daar omheen slingeren tussen al het verkeer dat zich om jou heen begeeft en volop beweegt. Ogen in de rug, voelsprieten aan je schouders, dat is wat je nodig hebt. Met de kleine kanariegele Honda voel ik me letterlijk als een vis in het water. Voor de stoplichten kruip ik naar voren samen met alle andere motorfietsen en zodra het rode licht dooft, dat is een mili-seconde voor het groen oplicht en waar de mensen hier op getraind lijken, gaat het gas volledig open. Met Betsy, de Liberator, was rijden door de stad al een feestje en uitdaging om als eerste weg te zijn, met de kleine Honda raas ik door de zes versnellingen als in een Fomule 1 start in een race met alle motorfietsen van Japanse, Indiase, Colombiaanse en Chinese makelij, alsof ik in mijn leven niet anders gedaan heb. Vanuit mijn ooghoeken zie ik de mensen uit de busjes naar me staren, ik zie ze denken ’hier klopt iets niet in het beeld’. Een moment later zie ik dan een glimlach verschijnen als ze de puzzel hebben opgelost, ’ahh, het is een gringo’. Met zonnebril en helm kunnen alleen mijn te witte handen of een stukje kin en mond-met-grijns me verraden dat ik een gringo ben op een typisch Colombiaanse motor met Colombiaans kenteken en Colombiaans weggedrag. Mijn enthousiasme om als een danser door het verkeer te gaan, kan ik wat temperen door de ongelukken om me heen. In de twee uur in de stad zie ik maar liefst vier ongelukken met motorfietsen, drie daarvan zijn zo vers dat de berijder nog ligt te kreperen op de grond. En het verkeer? Dat slingert als een slang om de plek van het accident en brult verder op weg. Even later is het alweer droog en parkeer ik de motor veilig in een ’parqueadero’ (parking, stalling) in dit geval voor alleen motorfietsen op de Alpujarra, het hart van de stad met stadskantoren, rechtbank en ’el hueco’ (het ’gat’ waar alles verkrijgbaar is) dichtbij. Zonder kaart of GPS sta ik hier, veilig en wel, alsof ik hier thuis ben, en intens happy.